Nakaarten met Erik van Ruysbeek
Het echtpaar kreeg twee kinderen, Erik en Hilda.
Zelf woonde hij van 1943 tot 2004 in de Marie-Josélaan te Sint-Lambrechts-Woluwe.
Tussen bron en monding, en de Prijs voor de Letterkunde van de Vlaamse Provincies voor zijn hele oeuvre in 1990.
Men kan Van Ruysbeek echter niet vatten zonder stil te staan bij zijn intellectuele en spirituele zoektocht als uitweg uit het verpletterende naoorlogse nihilsme, de absurditeit van het existentialisme (Sartre, Camus…) en de abracadabrante uitingen van – bijvoorbeeld – een kunstrichting als COBRA (Copenhagen, Brussel, Amsterdam, met o.a. Christian Dotremont en Karel Appel). Op zijn drieëndertigste begon hij daarom aan een jarenlange zelfstudie van vergelijkende godsdienstwetenschappen, diverse filosofieën en mystici. Het woord is gevallen: mystiek. Mystiek zal zijn pad worden. Echter heel bijzonder is dat men die richting meestal associeert met vervlogen eeuwen in een diep religieuze context. Maar neen. van Ruysbeek leefde in het hart van de twintigste eeuw en raakte diep onder de indruk van Albert Einstein’s relativiteitstheorie en de substantiële bijdrage daartoe van een Waals Rooms-Katholiek priester, astronoom, kosmoloog, wiskundige en natuurkundige: Georges Lemaître, geboren te Charleroi (1894) en Professor aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Als kosmoloog formuleert hij de adembenemende hypothese van de oerknal en het uitdeinende heelal… van Ruysbeek tast de grenzen af tussen wetenschap en spiritualiteit en leest Jean-Jacques Monod (Le hasard et la nécessité), Fritjof Capra (De Tao van fysica) en nog talrijke werken van verkenners.
Erik van Ruysbeek maakte een hele reeks mystieke ervaringen mee vanaf de leeftijd van vier jaar, doorheen zijn jeugd en later, en die gingen crescendo. Dat proces mondde uit in (voornamelijk) natuurmystiek, waarbij natuur zeker staat voor de bomen en zijn geliefde bossen bij de Lesse, nabij het dorpje Redu in de Provincie Luxemburg, maar verder is ook al wat de fysica en de microfysica onderzoeken, Natuur, van het oneindig kleine, de microkosmos, tot het oneindig grote, de macrokosmos.
De Rooms-Katholieke opvoeding die hij genoot aan het prestigieuze Collège Saint-Michel te Etterbeek, was hij allang ontgroeid. Maar de realisatie dat mystici in Oost en West van één en dezelfde onmededeelbare Realiteit getuigen, dat was zijn diepste overtuiging (deze strekking wordt perennialisme genoemd). Op den duur en op grote “hoogte” valt het onderscheid weg tussen mystiek in de een of andere religieuze context, natuurmystiek of welke mystiek dan ook (in Oost, West of waar dan ook). Hij komt uit bij een allesomvattende eenheidservaring en hanteert het basisbegrip de Ongrond (On-grond, vergelijk met bodem-loos). Dat begrip haalt hij bij de Duitse theoloog, mysticus-filosoof Jakob Böhme (1575-1624) die het heeft over “Der Ungrund der Dinge”. Erik van Ruysbeek deelt nog mee dat tussen al zijn studies en ervaringen door hij bij momenten “zware verleidingen” meemaakt.
Van Ruysbeek verklaart in een interview met Willem Roggeman dat zijn poëzie voor hem van het grootste belang was, meer dan zijn essays en romans. Doorheen paradoxen en een geheel eigen taalregister poogde hij ongrijpbare boodschappen door te geven. Tijdens de lezing werd uitvoerig stilgestaan bij zijn dichtkunst, vormkenmerken ervan, inhoudelijke thema’s en de verzen an sich.
In 1995 komt een ploeg van de Nederlandse Televisie een opname maken bij hem thuis. Van Ruysbeek is dan tachtig. In de 49 minuten durende documentaire geeft hij heldere en gedocumenteerde antwoorden en uitleg over zijn mystieke pad. De IKON (Interkerkelijke Omroep Nederland) zendt “De smaak van honing” datzelfde jaar uit, en daarop volgt een enorme response uit Nederland. Zo miskend als hij in Vlaanderen was, zo talrijk waren de geïnteresseerde reacties uit het Noorden. Vorig jaar nog werd De dood en de Dageraad, ondertitel: Meditaties over leven en sterven, in Nederland uitgegeven door de Stichting Marcel Messing Bibliotheek. Het mystieke oeuvre van Van Ruysbeek is springlevend!
Sommigen hebben het gebrek aan groter bereik van Van Ruysbeek geweten aan het feit dat zijn werk nauwelijks of niet werd vertaald. Maar kunt u zich voorstellen dat zijn poëzie, subtiele verzen in een quasi geheimtaal, zonder meer zouden kunnen worden vertaald? Dat is uiteraard ondenkbaar. Deze schat zal daarom in onze taal bewaard blijven.
Over romans en essays is geen woord gevallen. Hebben de mens Raymond Van Eyck en de dichter Erik van Ruysbeek al hun geheimen prijsgegeven? Ik denk het niet. Laat ons voorlopig de boeken sluiten met de Chinese wijze Lau-Tse: “Die weten, spreken niet, die spreken, weten niet”.
Copyright John Van Vreckem, zondag 6 april 2025

